CATARACT
Hierbij zien we een witting of troebeling van lensvezels en/of lenskapsel. Afhankelijk van de uitgebreidheid spreken we van een onrijp , rijp en overrijp cataract. Een bepaalde vorm van lenstroebeling die we o.a. bij de Retrievers zien is driehoekjes-cataract. Diep in de lens juist voor het achterste lenskapsel bevindt zich dan een witte plek (PPS: “posterior polar subcapsular cataract”). Heel uitzonderlijk gebeurt het dat de witte lensinhoud voor een deel bezinkt in het lenszakje en/of dat er een deel uit het lenszakje lekt. Soms wordt dan een stukje van het netvlies terug zichtbaar en krijgt de hond een beperkt deel van zijn gezichtsvermogen terug. Vaak is het optreden van cataract erfelijk bepaald. Verder gebruiken voor de fok is dan absoluut af te raden. Andere mogelijke oorzaken van lenstroebeling zijn o.a. suikerziekte, trauma en na een erge uveïtis d.i. een ontsteking binnen in het oog. Dan spreken we van een secundair cataract. Afhankelijk van de leeftijd bij eerste symptomen wordt de term congenitaal, juveniel en seniel cataract gebruikt.
Oudere honden krijgen bijna steeds een wit-blauwige schijn in hun lenzen: lenssclerose. Het is belangrijk om dit ouderdomsverschijnsel van“echt” cataract te onderscheiden. Bij sclerose kan de hond nog zien doorheen zijn lenzen. Dit is niet meer het geval bij gevorderd cataract. Wij kunnen met behulp van geschikte toestellen een juiste diagnose stellen. Tot hiertoe bestaan er nog geen medicijnen waarvan wetenschappelijk bewezen is dat die de cataract ontwikkeling vertragen. Is er een plek in het midden van de gezichtsas, dan kan er soms verbetering optreden door gebruik te maken van oogdruppels die de pupilmeer verwijden. Hierbij kan de patiënt beter zien rond de troebele plek in het midden van de lens. Bij erge gevallen kan alleen een chirurgische ingreep nog verbetering geven. Voorwaarde is dat het netvlies van het dier nog normaal moet werken. Dit wordt dus eerst getest d.m.v. een electroretinografie.