ANATOMIE EN TESTEN
Het konijn heeft grote prominente ogen en een gezichtsveld van bijna 360°.
Het heeft enkel een onderste traanpunt. Dit kan gecanuleerd worden met een 22G IV catheter of met een traancanule. Het nasolacrimaal kanaal is erg gekronkeld en variërend in diameter. Er zijn 4 orbitale klieren. De fundus is merangiotisch, d.w.z. maar gedeeltelijk gevasculariseerd. De waarde van de traanproductie kan variëren volgens het ras. De normale intraoculaire druk bedraagt 25mmHg.